Altrecht

 

In 2011 550 jaar oud!
VAN DOLHUIS TOT INSTELLING VOOR GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG

Altrecht vierde in 2011 haar 550-jarige bestaan. In 1461 stichtte Willem Arntsz in Utrecht een ‘Gasthuys voir die dulle lude’ ofwel een ‘gasthuis voor geesteszieken’, waarmee de basis werd gelegd voor het huidige Altrecht. Deze fusie-instelling voor Geestelijke GezondheidsZorg (GGZ) ontstond per 1 januari 2000. Daarin is ook het vroegere Christelijk Sanatorium te Zeist in opgenomen. Dit was in 1902/1903 gebouwd op een daartoe aangekocht terrein van ongeveer 60 hectare jachtbos (warande) van de oorspronkelijke overplaats van het landgoed Vollenhove, het zogenaamde ‘Parmentiersvak’.

Het gebied was al in de periode 1806-1810 volgens de Engelse landschapsstijl ingericht door de vooraanstaande tuinarchitect Hendrik van Lunteren.

TERUG NAAR DE NATUUR

Het was niet toevallig dat een bestaand bos- en natuurgebied werd gebruikt. Eind 19e eeuw werd het paviljoenstelsel in Nederland geïntroduceerd. In navolging van initiatieven in Duitsland, Zwitserland en Engeland wilde men terug naar de natuur, omdat toen zenuwziekten werden gezien als typische beschavingsziekten. De menselijke zenuwen waren immers niet bestand tegen het jachtige tempo van de moderne samenleving. Vooral het ‘overwerk’ aan geestelijke arbeid kon zenuwlijden tot gevolg hebben. Daarentegen zou lichamelijke arbeid juist zenuwzwakte kunnen voorkomen. Geen wonder dat artsen meenden dat zenuwlijders vooral voorkwamen in de hogere, ontwikkelde standen. Dat kwam goed uit want welgestelden konden de verpleegprijzen wel betalen. Het was een gouden tijd voor de zorg voor zenuwlijders.

Het Christelijk Sanatorium voor Zenuwlijders te Zeist was een van de eerste instellingen die in een landschappelijk aantrekkelijke omgeving werden gebouwd. Er verbleven veel patiënten met de kenmerken van hysterie, psychopatie en neurosen. Vooral lijders aan ‘neurasthenie’ (zenuwzwakte) en depressie werden daar vaak langdurig opgenomen voor observatie, diagnose en therapie. Voor ‘krankzinnigen’ had men speciale, meestal gesloten gestichten, maar daar voorzag het Sanatorium niet in. Een groot aantal behandelingen werd toegepast: Allereerst geestelijke verzorging en medicijnen en verder dieet, arbeids- en bezigheidstherapie, rust- en slaapkuren, slaapdeprivatie (wakker houden), massage, elektrische badtherapie, water-, lucht- en zonnebaden, wandelen, malariakuur en heilgymnastiek. Vanaf 1940 maakte men gebruik van de elektroshocktherapie. Die raakte in onbruik in de zeventiger jaren, maar wordt nu elders weer bij de behandeling van zware depressie met succes toegepast. Voor de ontspanning kon men gebruik maken van een kegelbaan, het croquetveld en de tennisbaan. Ook werden er gezellige bijeenkomsten gehouden en muzikale avondjes en konden patiënten naar de stad voor kerkbezoek en vertier. Maar de radio was nog tot 1937 verboden omdat dit medium de rust zou verstoren.

EEN APARTE MAATSCHAPPIJ

Zoals vroeger gebruikelijk voorzag het Sanatorium deels zelf in haar behoeften. Zo was er een kapel, een keukengebouw, een groente- en fruittuin, een bloemenkwekerij, een keuterboerderij met varkensmesterij, twee aparte vloeivelden voor rioolwater, een timmerwerkplaats, een arbeidspaviljoen. De vrouwelijke patiënten deden vooral naai- en huiswerk, werkten in de linnenkamer en de keuken en deden de was. De mannen werkten in de tuin, het bos en de timmerwerkplaats en kregen onderricht in borstel maken, houtsnijden en boekbinden.

Het Sanatorium was ingedeeld in drie, eigenlijk vier klassen zoals die ook in de buitenwereld bestonden. Personen ‘uit den eersten stand’ verbleven zeer geriefelijk in twee paviljoens in chaletstijl aan weerszijden van het hoofdgebouw. De patiënten ‘uit den deftigen burgerstand’ kregen minder faciliteiten, maar hadden het beter dan die uit de derde stand met twee afdelingen( A en B). De handarbeidersklasse van afdeling B moest het doen met slaapzalen voor vier personen.

Het verplegend personeel bestond uit zusters die nog tot 1920 om de veertien dagen een vrije dag kregen en later elke week. Werkten zij vroeger ten minste tien uur per dag, sinds 1929 werd de verplichte 55-urige werkweek ingevoerd. De zusters droegen al vanaf 1905 de helft van hun pensioenpremie af, namelijk een cent per week. Daarvoor kregen zij vanaf hun zestigste een lijfrente van 300 gulden per jaar. Trouwden zij dan moesten zij uit dienst.

HET SANATORIUM IN OORLOGSTIJD

Om vordering van het Sanatorium tijdens de bezetting te voorkomen stond een vleugel van het hoofdgebouw ter beschikking voor opname van tbc-patiënten. De militairen waren namelijk als de dood voor besmettelijke ziekten. Ook waren er verzetsstrijders en militairen ondergedoken. Bij gevaar voor onderzoek of razzia werden de onderduikers in het bos of onder de vloer verstopt of vermomd als onrustige patiënten in een wikkellaken gerold. De medische gegevens van alle patiënten waren tijdens de oorlog verstopt. Na de oorlog bleek dat de boswachter in het bos een schuilplaats voor onderduikers en een ondergrondse oefenschietbaan had gegraven.

VERANDERINGEN IN DE HULPVELENING EN IN DE OMVANG VAN HET BOS

De aanduiding van het Sanatorium veranderde met de opvattingen over psychiatrie. In 1951 werd de term ‘zenuwlijders’ vervangen door ‘lijders aan zenuwziekten’ en in 1995 door ‘lijders aan neurosen en psychosen’. Vanaf 1985 is de aanduiding ‘Psychiatrisch Ziekenhuis’ ingevoerd en nu de veel bredere term ‘Geestelijke GezondheidsZorg’. De naam Sanatorium verdween ook en werd vervangen door het neutrale woord instelling. Kortom, ook in de naamgeving geen stigmatisering van de patiënten, pardon cliënten. Verder streeft Altrecht naar meer integratie van de gezondheidszorg in de maatschappij.

Onder het motto ‘Geen drempel, geen stempel’ stond Altrecht in 2011 stil bij het unieke 550-jarig bestaan van de instelling die als ‘dolhuis’ begon. Zo werd op 16 oktober de Malibaanloop gehouden voor 6 of 10 kilometer en op 15 december een symposium in Utrecht. De nadruk lag daarbij op destigmatisering, het doorbreken van taboes over de psychiatrie.

Inmiddels slonk het Sanatoriumterrein van ruim 60 hectare vroeger (vanaf de Laan van Eikenstein tot aan de Panweg) tot ongeveer 24 ha. Zo werd in 1935 in verband met exploitatietekorten en leningsverplichtingen ruim 20 ha bos verkocht aan een particulier. Op dit terrein is na de oorlog het Staatsliedenkwartier gebouwd. De gemeente publiceerde het voornemen tot de bouw in het plaatselijke blad, maar vergat (?) het Sanatorium daarover in te lichten. Ook toen al. Verder werden in 1991 op aandringen van Zeist de twee weilanden voor het hoofdgebouw verkocht. Daar staan nu de huizen van Parmentiersland.

WANDELROUTE EN INFORMATIE

Een wandelroute van 45 minuten met een beschrijving van de historie van de gebouwen: “Binnen de palen” is verkrijgbaar bij de centrale receptie van Altrecht. Daarnaast heeft de Stichting Telluris een natuur-wandelroute gemaakt in haar serie “Op Geopad”. Deze staat o[ de website van Geopark Heuvelrug, Gooi en Vecht in het Sanatoriumbos: Geopad 121 (met tracking m.b.v. smartphone of tablet).

Informatie voor dit artikel werd o.a. geleverd door Fieke Bannink (bibliothecaris bij Altrecht). Gebruik werd gemaakt van de brochure “Seijst, het Christelijk Sanatorium 1903-2003” en de het boek “Heer en heelmeesters, negentig jaar zorg voor zenuwlijders in het Christelijk Sanatorium te Zeist”, SUN, Nijmegen 1993.